Net ten zuiden van het woelige Tsjetsjenië en op de grens met Rusland ligt de Hoge Kaukasus. Dat er al eeuwenlang gestreden wordt, getuigen de vele ruïnes van forten en verdedigingstorens die de bevolking moesten beschermen voor veroveraars uit alle windstreken.
We willen dit grootse gebergte al wandelend ontdekken, dus trekken we in 12 dagen van Omalo in Tusheti westwaarts naar Juta, aan de voet van de Kazbeg, een vijfduizender. Hiermee doorkruisen we twee historische regio’s: Tusheti en Pshav-Khevsureti. Een onvergetelijke trip waar we vooral niet de kortste maar wel de meest impressionante route genomen hebben.
Bivakkeren op een heilige berg
Tijdens onze jeeprit van Telavi naar Omalo maken we een fotostop aan het Alaverdi Monastery. De Kaukasus doemt op aan de horizon. De jeeppiste is lang en bultig, een goeie chauffeur is onontbeerlijk. Boven de achteruitkijkspiegel hangen orthodoxe beeltenissen. Georgisch polyfonisch gezang komt uit de cassettespeler, de perfecte achtergrondmuziek terwijl we onze ogen uitkijken naar de bergwereld rondom.

Na een lange rit op en over de Abanopas komen we toe in Omalo, de poort naar Tusheti. De oude verdedigingstorens kijken uit over het zomerdorp. Het is wat zoeken naar een geschikte bivakplek en we vinden die, in onze ogen toch, op de bergkam. De volgende ochtend verloopt onze kennismaking met de locals meteen stroef. Twee mannen die op deze ‘heilige’ berg geen vrouwen dulden, manen ons aan meteen te vertrekken. Ze hebben een vuur aangelegd en laten drie kaarsjes branden op een massieve rots. We staan net terug beneden als boven ons enkele oerkreten weerklinken.

Een valse start
Afstand: 14km, Hoogtemeters: 920m stijgen, 1201m dalen
We verlaten het dorp via de piste en pikken op goed geluk een pad op. De eerste herdershond wordt getemd met een steen in de hand en het nodige gebrul. Het is vrij bewolkt maar de zon prikt af en toe haar weg door het donkere wolkendek. In een ultieme poging de piste naar Dartlo te vermijden, dalen we via een steil maar mooi bospad af naar de Pirikita alazani.

Het plan is om de rivier over te steken en dan op de andere bergflank via een echt wandelpad naar Dartlo te wandelen. We nemen elkaars schouders stevig vast maar we zijn nog niet aan de helft als de stroming ons doet beven op de benen. Met onze IJslandervaringen weten we intussen wat wel nog lukt…en wat niet meer. Het risico is te groot.

Na een lange terugklim die op een eerste dag aardig in de kuiten kruipt, vervolgen we dan toch nog langs de piste naar Dartlo. Gelukkig komen we weinig jeeps tegen, af en toe andere trekkers. In het struikgewas ontwaren we de hop, een vogel die meteen opvalt door zijn roestkleurige lange hals, zwartwitgestreepte vleugels, uitgesproken kuif en langwerpige snavel.

Koeien grazen tussen de grafstenen als we het dorp binnenlopen. Aangezien het al in de late namiddag is en de eerste regendruppels neerplensen, verkiezen we om deze nacht binnen te slapen. Zo heb ik ook de tijd om het lek in mijn matje op te sporen dat al op de eerste nacht van onze tocht voor een piepende leegloper zorgde.

We halen het kaartje boven die de chauffeur ons gisteren had toegestopt. Zijn familie baat een guesthouse uit waar we hartelijk verwelkomd worden. Na een verrassende Georgische cognac krijgen we diverse groentenschotels, gezouten kaas en Chatsjapoeri (kaasbrood) voorgeschoteld.
Papier hier
Afstand: 16km, Hoogtemeters: 950m stijgen, 600m dalen
Na het onweer van de avond voordien, is de hemel weer helemaal uitgeklaard. De bedden van guesthouse Ketho hebben onze nachtrust helaas weinig goed gedaan. We houden een pijnlijke rug over aan de ‘hangmatrassen’. Een rustig begin lijkt aangewezen dus vervolgen we langs de jeeppiste. Schapen, paarden en koeien grazen in de vallei.

In Chesho is het tijd voor wat meer uitdaging, in plaats van verder in de vallei te stappen, richten we onze pijlen op de col tussen Chesho en Parsma. Het pad vervaagt al snel zodat het toch nog een vrij zware klim wordt. Maar het beoogde uitzicht beloont ons labeur. We kijken uit op de Diklosmta, een vierduizender op de grens met Tsjetsjenië, waar een laagje verse sneeuw ligt te schitteren in de zon.

Parsma ligt diep beneden ons, tussen steile bergflanken. De oude natuurstenen huizen van het dorp stralen authenticiteit uit. Het is er doodstil. Ook hier is er een ‘heilige’ plaats, te herkennen aan het stenen muurtje.

Tussen de indrukwekkende vervallen torens van een fort dalen we verder af naar de rivier. De piste vloeit over in een rotsig wandelpad. Het skelet van een schaap ligt in het gras, opgepeuzeld door één van de vale gieren die hoog in de hemel rondcirkelen? Wat verder zien we een arend naar beneden duiken. Hadden we maar een verrekijker meegebracht.

Als we in Girevi op zoek gaan naar een doorgang, worden we door een soldaat aangemaand de legerbasis op te zoeken. Her en der heeft het Georgische leger een kamp neergepoot om alle passage in het gebied te controleren. Tsjetsjenië ligt namelijk net achter de bergkam en men wil vermijden dat rebellen de grens oversteken. Tussen de rondhuppelende konijnen wachten we geduldig op twee formulieren met onze paspoortgegevens en de datum waarop we ten laatste in Kazbegi worden verwacht. Veel tijd om te talmen voorzien ze alleszins niet.

Het pad naar de Atsuntapass vertrekt net boven de oude verdedingstorens van Girevi. We trekken verder naar Chontio, een quasi verlaten dorp in de vallei van de Kvakhidisitskali. Langs het hoge pad vinden een klein terrasje waar we net een tent en een tarp neergepoot krijgen. De avondzon werpt een warme gloed over de grasflanken.

Kalasjnikov
Afstand: 19km, Hoogtemeters: 680m stijgen, 280m dalen
Het onkruid groeit weeldering in de ruïnes van Chontio. Behalve enkele eenzame boeren is de vallei verlaten. De schapenvellen liggen op een hoopje bij elkaar. Niet veel later komt een herdershond met ontblote tanden afgestormd. We rapen wat stenen op en roepen hard, tot de herder zijn hond terugfluit.

Al is de trektocht van Omalo naar Shatili vrij bekend, vandaag zien we geen andere wandelaars. De wegmarkering blijft miniem, slechts één wegwijzer bevestigt dat we op weg naar de Atsuntapas maar eigenlijk kan je hier niet verkeerd lopen.

De herfst begint mondjesmaat kleur te bekennen. Gele tinten duiken op in het loofwoud. Oranje papaver kleurt het pad. Waar het vochtig is, groeit de reuzenberenklauw, in de lage landen een exoot waarmee de natuurverenigingen hun handen vol hebben, hier een inheemse plant die veel minder de kans krijgt om te overwoekeren.

De vallei wordt smaller. Opeens duiken twee mannen in kaki-outfit en een hond op. Ze controleren onze papieren. De Kalasjnikov blijft gelukkig aan de rug hangen. Wat verder komen we voorbij hun legertent.

Na een lange wandeldag, strijken we neer op 2500m hoogte. Al snel begint het te regenen, dus wordt er onder de tarp gekookt. De temperatuur neemt een duik en een honderdtal meters hoger valt er verse sneeuw. Het wordt een koud nachtje waarbij de regendruppels vastvriezen aan het zeil.

Eerste hoogterecord
Afstand: 14km, Hoogtemeters: 981m stijgen, 1571m dalen
Na een ijzige rivierdoorwading worden we verwelkomd door de puppy’s van twee boeren die hier verblijven in een gammele barak. De schapen worden ’s avonds verzameld om ze ’s morgens dan terug de bergen in te sturen. Het zijn echte acrobaten die zelfs onneembare grinthellingen naar boven kruipen.

Vandaag trekken we op en over de Atsuntapas. De hoogtemeters beginnen langzaam in de benen te kruipen. Het terrein wordt steeds onherbergzamer. Gras maakt plaats voor rots en steen. De pas ligt op 3.431m hoogte. Er staat een infobord en een Fransman die duidelijk geen probleem heeft om zich warm te houden op deze koude en winderige col.

De rotspieken zijn getooid met een laagje sneeuw. We verdelen de wandelstokken want wat extra steun is in deze glibberige condities erg nuttig.

We steken door naar de Khidotanis range. Vanop de lange kale bergrug genieten we van een panoramisch uitzicht. De bergflanken zijn dichtbebost. De wolken weifelen weg van de Tebulos mta, de met sneeuw bedekte top reikt 4.493m hoog.

Na wat getwijfel kiezen we ervoor om af te dalen in de vallei van de Kkhonistskali in plaats van Ardoti. Beide afdalingen zijn bewegwijzerd. Het is ieder voor zich op het slingerende steile pad. Opgelucht halen we adem als we in het dal op een mooie bivakplek stoten, mét bron.

Rookworst en Fanta
Afstand: 24km, Hoogtemeters: 266m stijgen, 526m dalen
Vandaag een eenvoudige etappe. We volgen de rivier stroomafwaarts richting Shatili. Wat op de kaart nog aangeduid is als een pad, is intussen een piste geworden, maar we komen geen jeeps tegen. In Khonischala leeft men nog erg traditioneel. Opvallend is dat in deze regio riet gebruikt wordt in de constructie van huizen.

Net voor Mutso is de volgende grenspost, daar waar de bergrivieren Andaki en Kkhonistskali samenvloeien. Twee soldaten proberen zich in de schaduwrijke vallei te verwarmen aan een houtvuur in hun barak. Het duurt eventjes voor ze de paspoorten ontcijferd krijgen. Intussen hebben we de tijd om de wandelkaarten te bestuderen die hier uithangen.

Al lopen we op een piste, de vallei is bucolisch mooi. De blauwe rivier slingert zich tussen bosjes en grasvelden met her en der een boerderij. Mutso ligt hoog boven ons.

In de vallei van de Arghun zijn prachtig geërodeerde rotsen te zien. Het lijkt wel een zandsculpturen orgel. Het versterkte dorp Shatili is in de loop der eeuwen diverse keren belegerd geweest maar nooit is men geslaagd om het dorp in te nemen. Onze zoektocht naar een guesthouse die ons middageten wil aanbieden, loopt op niets uit. We vinden wel een winkeltje waar men vettige rookworsten en frisdrank verkoopt.

We lopen terug op een piste naar het begin van de vallei van Giorgtsminda. Op een groot braakliggend terrein met wat een oude fabriek lijkt, zetten we de bivak op. We vinden een nog smeulend kampvuur. Met drijfhout van de rivieroever wakkeren we de vlammen terug aan. Terwijl het ’s avonds snel afkoelt, blijft het aangenaam warm en kunnen we wat langer buiten vertoeven.

Tsjechen
Afstand: 8km, Hoogtemeters: 900m stijgen, 0m dalen
Als we de zijvallei intrekken, zijn boeren er met de hand hun koeien aan het melken. De tijd lijkt hier stil te staan.

Er ligt een nieuwe jeepweg op de rechteroever maar we wagen het erop om een pad op de linkeroever verder stroomopwaarts te volgen. De bomen bieden een welkome schaduw. Het pad vervaagt en voor we het weten, ploeteren we door dik struikgewas tot het niet meer doenbaar wordt. Koppig weigeren we terug te keren. Dus beklimmen we maar de steile bergflank in de ijdele hoop hogerop een pad te vinden. Uiteindelijk is de enige optie terug afdalen om de bulderende rivier te doorwaden en ons op de uitgeholde oever omhoog te trekken aan het lange gras. Uiteindelijk komt het besef dat we al eerder de rivier moesten oversteken. Kunnen kaartlezen heeft ook soms zijn nadelen…

Terug op het juiste pad komen we voorbij verlaten barakken waar enkel de houten raamwerken blijven staan. Twee puppy’s houden de wacht bij de resterende spullen, al zijn zij vooral op onze aandacht uit.

Hogerop ontmoeten we een oude man met enkele ezels, paarden en koeien. “Tsjechisch?”, vraag hij blij verrast. Het duurt eventjes voor we uitgelegd krijgen dat we uit België komen.

We volgen het pad verder langs de Vironatskali. Hoog in de vallei is het erg moeilijk om een bivakplek te vinden. Boeren hebben een hutje opgetrokken en een groep stieren graast op het enige vlakke stuk.

Aanslag op de enkels
Afstand: 10km, Hoogtemeters: 986m stijgen, 1346m dalen
Van een wandelpad naar de Isartghele bergpas is geen sprake. Het is zwoegen over grote grashompen. We volgen de bergrug verder omhoog, die steeds smaller en rotsachtiger wordt. Wel een leuke afwisseling na pistes en uitgetreden paden. Het blijft natuurlijk wel een serieuze inspanning vragen en we pauzeren toch een aantal keer.

De laatste 50 hoogtemeters moeten we een flank vol los puin traverseren. Niet zo evident om recht te blijven. Op de col is het tijd om uit te blazen. We staan op het hoogste punt van de tocht: 3.486m.

In de afdaling ligt wel een pad, al komt het er op neer om je hielen te zetten en je wat te laten schuiven. Daarna verdwijnt de route geregeld, er komt weinig volk langs.

Verder bergafwaarts wordt duidelijk dat er iemand deze zomer een route ‘gemaakt’ heeft. Best wel een avontuurlijk traject waarbij tredzekerheid en fysieke conditie nodig zijn om het leuk te vinden. Zo dalen we steil af in de loop van een bergriviertje. Net omdat er hier geen boeren zitten en er dus niet gegraasd wordt, vinden we een erg rijke flora.

Als we denken dat het zwaarste achter de rug is, lopen we ons dood op schuin aflopend graspollen waar elke stap een aanslag op de enkels is en een risico op uitglijden biedt. Rustmomenten zijn er niet want er liggen tal van mierennesten. Behoorlijk gaargekookt strijken we neer op een bivakplek met vuurplaats aan de rivier.

Op de poep
Afstand: 8km, Hoogtemeters: 411m stijgen, 190m dalen
De volgende ochtend is het nog wat verder struinen door het struikgewas. Na de nachtelijke regenbuien zijn de regenbroek en -jas nodig om niet kleddernat te worden. Er rest ons nog één obstakel om de vallei van de Taniestskali in te duiken: een grillige brug waar we besluiten die op uiterst elegante wijze al zittend over te steken. Net over de rivier duikt alweer een legerbasis op. Ongeïnteresseerd wuiven ze onze papieren weg.

Na nog een spartaans brugje komen we op het duidelijke pad richting Tanie Lake, het enige bergmeer van de tocht. We zetten de tent nog eens 130m hoger dan het meer maar moeten wel weer afdalen om water te halen. Bergriviertjes durven in deze streek als eens ondergronds te verdwijnen. Gelukkig duidt de kaart vrij accuraat aan waar je water kan verwachten.

Hoge cirrusbewolking hangt in de lucht, een weersverandering is op komst. De lokale kudde stieren komt nieuwsgierig afgelopen en ze zijn niet meteen van plan om nog andere oorden op te zoeken. Dus moeten we ze toch wat aanmanen om naar een andere slaapplaats uit te kijken. Met de resten van verdwenen rododendronstruiken maken we een kampvuur. De vlammen schieten de lucht in.

Graatwandeling
Afstand: 14km, Hoogtemeters: 829m stijgen, 1290m dalen
We klimmen naar een naamloze bergpas op meer dan 3000m hoogte. Een koude wind blaast ons tegemoet. De warme tijden zijn voorbij, we houden zelfs onze handschoenen aan. Op de col komt er nog een extra laagje bij.

Het pad vervaagt en de kaart wordt onze leidraad. Wat volgt, is een échte graatwandeling, dat hebben we nog niet gehad. Als we even onderlangs de graat moeten doorsteken, wordt het technischer. Tredzekerheid is opnieuw geboden. We dalen af naar een volgende bergpas: Kalotanisghele (2.978m).

In de afgelegen vallei van de Tskarostavi is in de verste verte geen boer te zien, enkel een kudde paarden. We dalen af naar de rivier waar we een bivakplek vinden. De decibels die het bergstroompje maakt, zijn behoorlijk impressionant.

Als we denken relaxed aan het eten te kunnen beginnen, blijkt dat de pomp van onze benzinebrander geen druk meer wilt zetten. Vuur maken is nu geen luxe meer maar wordt pure noodzaak. Intussen bricoleren we wat zodat de pomp toch terug werkt, het uittesten houden we voor later.
De eerste tegenliggers
Afstand: 12km, Hoogtemeters: 700m stijgen, 300m dalen
De volgende ochtend regent het pijpenstelen. Af en toe klaart het wat op, maar het weer is duidelijk minder stabiel geworden. We dalen verder af naar Mariamsminda en de vallei van Asa. Hier vinden we terug bewegwijzering, al hebben ze in Georgië nog niet altijd door dat dit meer dan een esthetisch doel heeft. Als je het écht nodig hebt, is er vaak geen streepje verf te bespeuren.

We volgen de Asa stroomopwaarts naar Akhieli. Aangezien we deze avond boven de boomgrens gaan bivakkeren, en we niet al te veel vertrouwen stellen in onze benzinepomp, sleuren we het nodige sprokkelhout mee naar boven. Voor het eerst sinds Shatili komen we andere trekkers tegen: een koppel uit…Tsjechië.

Deze vallei is van de rest van Georgië afgesloten via hoge bergpassen, de rivier loopt richting Rusland waar de grens streng bewaakt wordt. De lokale bevolking geraakt hier dus enkel te voet of met het paard. In zo’n moeilijk bereikbare dorpen is al lang een uittocht bezig. Huizen worden verlaten en geraken helemaal in verval. Bij Akhieli vinden we een ruïne van een kerkje.

De regenwolken hebben ons terug ingehaald. Gelukkig komt er vanavond na regen ook zonneschijn. We trekken verder in de richting van de laatste col van deze tocht, de Arkhotistavishele (3.287m). Opnieuw verkiezen we een bivakplek op weg naar de pas anders worden de hoogteverschillen erg groot. De koude wind blijft regeren en we zitten bijna met onze voeten in het vuur.

Veel rook en weinig vuur
Afstand: 14km, Hoogtemeters: 987m stijgen, 927m dalen
De klim naar de Arkhotistavisghele is zondermeer een pareltje. Het wordt ons al snel duidelijk waarom de lokale inwoners en patrouilles hier met laarzen rondlopen. Er moet geregeld eens een rivierstroompje overgestoken worden, één keer moeten de bergschoenen uit.

Het terrein wordt steeds ruwer. In het blokkenveld vliegt een groepje hoenen verschrikt op. Op de pas kijken we uit op de vallei van Juta. In de achtergrond doemt de Chaukliberg op (3.842m).

Op onze laatste bivak zien we de regen alsmaar naderen. De pomp blijkt gelukkig te werken dus kunnen we onder het zeil koken. Als de regengoden even hun adem inhouden, proberen we nog een vuurtje te maken om wat water te warmen voor de koffie. We krijgen het, na veel blazen en kuchen, toch even aan de gang.

Terug in de beschaving
Afstand: 7km, Hoogtemeters: 0m stijgen, 160m dalen
Voor de laatste dag rest ons nog een uurtje afdalen naar Juta. Het weer is duidelijk omgeslagen, van de grootse bergen is niets te zien. Na een doorwading, geven we onze papieren af bij de laatste legerbasis in de vallei.

Net voor het dorp kunnen we meerijden met een jeepkaravaan die een groep wandelaars heeft afgezet. Kazbegi is niet erg groot maar ligt langs een asfaltweg naar Rusland en ziet dus veel toeristen. Niet meteen het meest gezellige plaatsje in Georgië. In de kleine winkels sprokkelen we de nodige proviand voor onze volgende tocht die in Svanetië doorgaat.

Zelfs geen glimp
We hebben nog een dagje over om de omgeving van Kazbegi te ontdekken. We klimmen naar de befaamde Gergeti-kerk die je als vrouw enkel binnen mag als je een rok draagt. Gelukkig liggen er enkele klaar.

Als afsluiter lopen we verder naar de Sabertse Shrine. Goed voor meer dan 1100m stijgen. Van de vijfduizender Kazbeg krijgen we echter niets te zien, enkel het puntje van de gletsjertong. Opvallend is hoeveel volk hier wandelt, en er zijn heel wat alpinisten aan het afdalen of stijgen. De Kazbeg is duidelijk een stuk populairder dan een trektocht van Omalo naar Juta, zelfs in slecht weer. We zullen die toppengekte nooit helemaal vatten.

Conclusie
Van de twee Georgische regio’s die we doortrokken, heeft Tusheti ons het meest bekoord. Het is minder vergletsjerd dan Svanetië, maar biedt meer rust en authenticiteit. De ruïnes van forten en verdedigingstorens geven extra cachet aan deze bergstreek. Qua fauna is het vooral voor vogelspotters een interessant gebied.
Meer foto’s in mijn online fotoalbum.
PRAKTISCHE INFO
BEREIKBAARHEID
Naar Tbilisi
We verkozen een directe vlucht en maakten daarom de verplaatsing naar Schiphol. Daar vlieg je met Georgian Airways rechtstreeks op Tbilisi, de hoofdstad van Georgië. We betaalden 460,7 euro per persoon en boekten via de site van de luchtvaartmaatschappij zelf. Voor Georgië heb je trouwens geen visum nodig, wel een internationaal paspoort. Je paspoortnummer moet je doorgeven aan de vliegtuigmaatschappij (ofwel bij de boeking, ofwel achteraf als je je paspoort nog moet aanvragen).
De taxi naar onze overnachtingsplaats regelden we via onze hostel in de hoofdstad en we betaalden 25 GEL (omgerekend in september 2013 was dat 11,5 euro). Gezien de hoofdstad vrij groot en hectisch is, is dat uiteindelijk de makkelijkste manier. Maar er zijn wellicht ook opties met het openbaar vervoer, check daardoor een reisgids zoals die van Bradt over Georgië.
Naar Tusheti
Het beginpunt Omalo is niet zo eenvoudig te bereiken. Je geraakt vrij makkelijk in Telavi via de trein of minibus maar daarna heb je een jeep nodig. De route loopt over een onverharde en hobbelige piste en een hoge pas. Je mag je verwachten aan 1 dag reistijd van Tbilisi naar Omalo. We regelden al taxivervoer vanuit de hoofdstad. Via een andere reiziger had ik een telefoonnummer van ‘Zaza’ gekregen (5 77 02 30 02), maar omdat die zelf al bezet was, regelde die ons een andere chauffeur ‘Ketho’ (5 98 28 16 76 of 5 51 13 88 87). Aangezien we geen woord Georgisch of Russisch spreken, vroeg ik de hostel in de hoofdstad om enkele weken voor ons vertrek te telefoneren naar de chauffeur. Best bel je daarna nog eens de avond voordien om te bevestigen. We betaalden 400 GEL voor 4 personen (omgerekend 183,5 euro). Als je naar Telavi reist met het openbaar vervoer kan je daar wellicht wat af doen, maar je bent dan wel langer en minder comfortabel onderweg.

Halverwege de tocht ligt Shatili die aan een onverharde weg ligt die doodloopt op de Russische grens. De meeste hikers doen het traject Omalo – Shatili. Enkele keren per week rijdt er een minibus. De grootste moeilijkheid zal er in bestaan om te weten te komen wanneer die precies rijdt, maar misschien zal je hostel je daarmee kunnen helpen, en anders regel je ter plaatse wel vervoer. Er zijn ook toeristen die daar met de wagen komen, al loopt er enkel maar een grintweg.
Wij stapten nog een eind westelijker door naar Juta, die op een boogscheut van Kazbegi ligt. Ook daar moet je vervoer met een jeep regelen, maar het is hooguit een half uurtje rijden. Wij betaalden 50 GEL voor 4 personen. Toevallig passeerde ons een karavaan jeeps waarvan één van de chauffeurs ons aansprak.
Kazbegi is erg makkelijk te bereiken, er ligt een asfaltweg omdat je daar ook de Russische grens over kan. Opgelet, voor Rusland zelf heb je een visum nodig, dus zomaar de grens over lukt niet. Er rijden elke dag minibusjes van en naar de hoofdstad. In een drietal uurtjes sta je terug in Tbilisi. Een comfortabele rit kan je het helaas niet noemen, de minibus zit stampvol, er is amper beenruimte en je moet geluk hebben dat je je rugzak in de koffer kwijt kan (anders neem je die nog eens op schoot). Het is wel erg goedkoop, nl. 10 GEL per persoon. In Tbilisi kom je op een soort minibusparking terecht vanwaar je de bovengrondse metro kan nemen vb. naar het treinstation.

ROUTE & OVERNACHTING
We wandelden gedurende 12 dagen van Omalo naar Juta. Sterke en ervaren trekkers kunnen het wellicht in een 9 à 10 dagen. Bovendien hebben we zeker niet de kortste route genomen op het tweede deel. Wie dit nog te lang vindt, kan de tocht stoppen in Shatili. Het oostelijke stuk ‘Omalo – Shatili’ is veruit het populairste en meest toegankelijke stuk. De navigatie is eenvoudiger en het pad vrij duidelijk. Hier mag je 4 dagen voor rekenen. De eerste 2 nachten kan je overnachten in een homestay, de 3de nacht ben je aangewezen op kamperen. Wie sliepen de eerste nacht bij de ouders van onze chauffeur, Ketho, aan de rand van Dartlo en betaalden 40 GEL per persoon. Erg sympathieke mensen die lekker en veel eten voorschotelden. We kregen zelfs een glaasje Georgisch cognac. De bedden waren helaas rampzalig. Er zijn diverse homestays in Dartlo die misschien iets meer luxe bieden. In september was het er erg rustig. Misschien is het in juli of augustus wel aangewezen om op voorhand te reserveren. In de Bradtgids vind je enkele telefoonnummers, best laat je iemand op voorhand bellen (vb. je hostel in de hoofdstad). Op dag 2 vind je overnachtingsadresjes in Girevi (wij liepen nog een half uurtje verder om te bivakkeren).

Wie net als ons de piste naar Dartlo wil vermijden, raden we aan om in Omalo meteen te opteren voor de lange omweg via Shenako en Diklo (waar je dan zeker een extra dag wandelen moet voorzien).
Het westelijke stuk ‘Shatili – Juta’ wordt heel wat minder belopen. De eerste col ‘Isartghele’ die we overstaken was ongebaand terrein, daarna was er wel een pad. HT Wandelreizen gaat nog iets zuidelijker en neemt de vallei van Guro om naar de Anatorisghele te klimmen. Mogelijk is die route iets duidelijker, al vraag ik me af of de doorsteek via Aknekhi en ten zuiden van Tsroli echt zichtbaar is en of er sprake is van een pad. Dit stuk is ruwer en ongerepter, en je bent dan ook aangewezen op bivakkeren. Enkel in de vallei van de Asa komt je enkele gehuchtjes tegen maar ik betwijfel of er echte overnachtingsmogelijkheden zijn.
In Kazbegi verbleven we bij Vasili, hoewel de kamers in orde waren, waren het geen vriendelijke eigenaars. Er zijn betere adresjes die je o.a. ook kan terugvinden in een reisgids. We betaalden 35 GEL per persoon.
In Tbilisi verbleven we in Nest Boutique Hostel die we boekten via Hostel World. Een rustige hostel niet ver van het centrum maar wel moeilijk te vinden. Propere kamers, badkamer moet je delen met de andere gasten. We lieten hier wat gerief achter voor onze tweede trekking in Svanetië en voor de terugreis.
KAARTEN & BEWEGWIJZERING
Voor de tocht zelf heb je de kaarten van Geoland nodig, nrs. 1, 2 en 3. Wil je in Kazbegi ook nog richting de Kazbeg wandelen, een vijfduizender, dan heb je ook nr. 4 nodig. De kaarten hebben een schaal van 1:50.000 en zijn van voldoende kwaliteit. Perfect zijn ze zeker niet, hier en daar zijn er wel wat fouten. Als je bovenstaand verslag naast de kaarten legt, zal je wel de route kunnen reconstrueren en aandachtspunten kunnen identificeren. Wie het ziet zitten om eens naar Gent te komen, mag mijn kaarten bekijken. Ik heb er de correcties en aantekeningen op aangeduid. Op Google maps heb ik een schets gemaakt van de route met de bivakplaatsen. Hieronder vind je een afbeelding. Klik hier voor het kaartje.
Er is quasi geen bewegwijzering, je moet dus wat kaart kunnen lezen om je plan te trekken. Zoals hierboven vermeld is het stuk tussen Omalo en Shatili nog vrij eenvoudig navigeerbaar, trek je verder naar Juta dan zal je, zeker de eerste dagen, je navigatiekwaliteiten moeten boven halen.

SEIZOEN
Gezien dit om een hooggebergte gaat, is het zomerseizoen vrij kort. Pakweg half juni tot eind september. In het begin van het seizoen mag je nog sneeuwvelden verwachten, in september valt er op hoogte vaak weer sneeuw in plaats van regen. De nachten kunnen fris zijn maar met een goede zomerslaapzak (comfort tot -5°C) heb je in principe voldoende.
BEVOORRADING
De mogelijkheden zijn zo goed als onbestaande. Enkel in de homestays kan je uitgebreid eten. In Shatili is er een klein winkeltje net buiten het dorp langs de rivier. Je kan er wat noodles, droge worsten en frisdrank kopen. Je moet dus zelf bijna alle voeding voor de tocht meenemen. In Shatili probeerden we trouwens ’s middags ergens te eten in één van de guest houses maar die geven enkel eten aan de gasten die blijven slapen.
VERDERE TIPS
Tbilisi is een bruisende hoofdstad en groot, maar er is wel een bovengrondse metrolijn. Je betaalt éénmalig voor een kaartje met een chip (2 GEL) die je voor meerdere personen kan gebruiken. Daarna zet je een bedrag op die kaart, reken op 0,5 GEL per rit per persoon. Wij hebben het helaas niet gedaan, maar het is zeker het overwegen waard om eens een concert Georgische polyfonische zang mee te pikken. In de Bradtgids lees je meer over bezienswaardigheden. Een bezoekje waard is de markt onder het centraal station. Ongelooflijk hoeveel kledij en schoenen ze in de kleine ruimtes krijgen uitgestald, ook meubilair wordt er verkocht. Maar er zijn wel nog grote markten in de hoofdstad, vb. daar waar de minibussen aankomen.
Bedankt voor alweer een mooi en inspirerend verslag dat goesting geeft om te reizen.