7-daagse trektocht rondom het eiland
Madeira staat bekend als een paradijs van bloemen, bergen en zon. Wij trokken op eigen houtje het eiland rond en ontdekten te voet zowel de ruige bergen in het binnenland als de grillige kustlijn. De route liep langs levadas, irrigatiekanaaltjes die hoog langs de bergflanken slingeren, en over avontuurlijke bergpaden. Soms maakten we gebruik van de bus indien de afstand te groot was en er geen wandelpad was.
Madeirese barbecue
Afstand: 25km
Hoogtemeters: 700m stijgen, 400m dalen
Bus van Lombo do Monte naar Funchal
Het is acht uur ‘s morgens en nog steeds donker. Na een nachtje in open lucht kunnen we niet langer wachten om te vertrekken naar de hoofdstad van het eiland, Funchal.
Via een smalle steile autoweg klimmen we tot boven het dorpje Gaula en pikken levada Dos Tornos op, die op 700m hoogte langs de bergflank slingert.

De levada’s zijn irrigatiekanalen die dienen om water aan te voeren vanuit de bergen en uit het noorden van het eiland naar de zuidelijk gelegen riet- en bananenplantages waar het veel zonniger en droger is. Smalle paadjes lopen langsheen de levada’s om het nodige onderhoud te kunnen doen maar zijn ook opengesteld voor de lokale bevolking en wandelaars. De hoogteverschillen zijn minimaal maar de afstanden behoorlijk. Soms loop je aan de rand van een afgrond dus je hebt best geen hoogtevrees.

We kijken uit over de oostkust en zien de bergflanken steil de Atlantische Oceaan induiken. Langs de levada is het relaxed wandelen. De zon doet het water glinsteren en langs beide zijden bloeien witte en blauwe agapanthus. Het waterkanaaltje loodst ons door velden, bossen en dwars door dorpjes heen. We komen ook enkele tunnels tegen, die soms best lang zijn. Mijn pa loopt met onze enige zaklamp voorop, mijn moeder ziet door zijn benen heen nog net de voornaamste bulten en putten en ik speel de blinde vink, letterlijk dan.
Camacha staat bekend om zijn rietvlechterij maar daar is in het dorp zelf zo goed als niets van te merken. Wij vlijen ons neer op het terras dat het drukst bezocht wordt door de lokale bevolking. In Portugal hebben we al ervaren dat dit garant staat voor een goede prijs-kwaliteitsverhouding. Op het menu staan vers gegrild vlees van de barbecue, dikke frieten en een frisse salade. Pa gooit er meteen nog een half litertje van het lokale bier Coral tegenaan.
We wandelen via dezelfde levada verder richting Monte. Hier laten ze toeristen in toboggans, rieten korven op houten glijders, afdalen door de steile straatjes naar het centrum van Funchal. Helaas zijn er onderhoudswerken nabij Lombo do Monte en zit er niets anders op dan vervroegd de afdaling in te zetten. Onze voeten laten weten dat het genoeg geweest is, we overbruggen de laatste kilometers met de bus.
Luieren
We nemen twee snipperdagen en zo hebben we ruim te tijd om Funchal te verkennen. Na een lekker ontbijt op het terras met uitzicht op de baai, duiken we de stad in.
Funchal, met zijn 125.000 inwoners is de grootste en de enige echte stad op het eiland. Het heeft zijn naam te danken aan de venkel die er in de tijd van João Gonçalves Zarco, die het eiland ontdekte in 1425, groeide.
In de overdekte markt laat ma zich meeslepen door enkele handige verkopers die ons voortdurend tropische vruchten proberen aan te smeren. Best is gewoon proeven maar niets kopen. De vruchten zijn duur en blijken achteraf allesbehalve rijp.
Met ietwat een kater op zak, slenteren we verder naar het park van Santa Catharina waar de gelijknamige kapel staat. De Frangipane-boom trekt meteen onze aandacht met zijn heerlijk zachtgeurende witte bloemen.

‘s Avonds gaan we eten het eenvoudige restaurant O’Arco. Voor weinig geld krijgen we stevige porties aangeboden. Vooraf krijgen we bolo de caco geserveerd, een warm brood op basis van zoete aardappelen met knoflookboter. Ook iets typisch Portugees is de tomatensoep met ui en een gekookt ei.
No, no, no! Bus, bus, bus!
Het is tijd om ons verder te gaan informeren over de te volgen route. Als we in het toeristische informatiecentrum vertellen dat we te voet naar Ribeira Brava willen wandelen, luidt de hysterische reactie: “No, no, no! Bus, bus, bus!” Gelukkig ligt daar de Sunflower wandelgids te blinken. Het overzichtskaartje toont een mogelijke wandelroute en daar gaan we meteen naar op zoek.
Aan de rand van de stad staat het ene mastodontische hotel naast het andere. Hier en daar staat een bouwkraan. ’t Is hier precies niet veel beter dan aan onze Belgische kust. Geregeld worden we aangesproken door een verkoper van excursies. We bedanken vriendelijk.

We hebben wel zin in een afternoon tea in het sjieke Reids Hotel maar volgens de portier zijn we niet genoeg opgekleed. Terug in het centrum smullen we van een groot stuk taart in het ‘Café de Theâtre‘, vlakbij de Jardim Municipal, ook een ontmoetingsplaats voor kunstenaars. We sluiten de avond af in ons hotel met een lekker glaasje Boal.
Er bestaan 4 soorten Madeirawijn: Sercial (droge aperitiefwijn), Verdeho (halfdroge rode of witte wijn voor bij maaltijd), Boal (halfzoete roodbruine wijn, dessertwijn) en Malvasia (zoete, donkere dessertwijn).
Levadadoop
Afstand: 30km
Hoogtemeters: 250m stijgen, 700m dalen
Bus tussen Câmara Lobos & Estreito do Câmara do Lobos
Na de doorsteek van de kloof van de Seco-rivier, pikken we de levada de Piornais op, die tussen de bananenplantages en wijngaarden kronkelt.

Af en toe krijgen we een uitzicht voorgeschoteld over de kust en net dan loopt het mis. Net nadat ze haar genoegen uitdrukte over het landschap “Oh, ’t is hier zo schoon” volgt “Splash!”. Als ik achterom kijk, zie ik ma fier onze verse pistoletjes in de lucht houden terwijl pa ze zo snel mogelijk probeert uit het kanaaltje te trekken. Een gouden regel bij het (berg)wandelen: stoppen en dan pas genieten van het uitzicht!

Nabij Câmara de Lobos ligt een steensorteerfabriek diep in de vallei van de Socorridos. Daar verlaten we het pad want de levada gaat hier verder het binnenland in. We volgen een vrouw die via de autosnelweg de rivierkloof oversteekt en dalen af naar het befaamde vissersdorpje.
Winston Churchill, ooit Eerste Minister van het Verenigd Koninkrijk, zette in de wintermaanden zijn schildersezel neer in Câmara de Lobos.
Bij de bushalte is het een drukste van jewelste. De uurregeling is nergens te bekennen. Telkens een bus stopt, vragen we of die richting de Estreito da Câmara de Lobos rijdt. Derde keer, goede keer. In gebarentaal vraag ik aan mijn buurvrouw of zij wil aangeven waar we moeten afstappen.
Vanaf de kerk is het nog een kleine kilometer lopen naar Levada do Norte. Het pad is eerst nog overdekt met wijnranken, wat later lopen we langs vervallen terrasbouw in een groen berglandschap. Opnieuw staan ons enkele avontuurlijke doortochten van tunnels te wachten. Deze keer zijn we met een extra zaklamp wel beter gewapend. Eén tunnel is deels ingestort en het water loopt langs beide kanten. Voorovergebogen wandelen we op de betonnen rand van het kanaaltje.
Nabij Boa Morte dalen we af naar Ribeira Brava. Met heel wat kilometers in de benen, verbaast het me niet als ik ’s avonds enkele blaren op mijn voeten ontdek. We snuiven de avondlijke sfeer op in het kustdorp en strijken neer op een terrasje op de opvallend rustige dijk. Terwijl mijn ouders nog een galâo bestellen, een glas met de helft koude koffie en de helft melk, kruip ik onder de dekens.
Portefeuille kwijt
Afstand: 10km
Hoogtemeters: 450m stijgen, 450m dalen
Bus van Ribieira Brava naar Lombada en van Lombada naar Calheta
In Lombada stappen we uit de bus en zoeken de Levada do Nova op. Als ik even in mijn broekzakken voel, begint mijn hart meteen 10 keer sneller te slaan. Mijn portefeuille kwijt! Wellicht is die uit mijn zak gegleden. Meteen gaan we terug naar de bushalte en vragen rond wanneer mogelijks dezelfde bus terugkomt. Om 11u, nee 12u, of 13u…?
Opeens duikt een leraar uit Funchal op die een woordje Engels spreekt. Hij belt de busmaatschappij Rodoeste op, zonder resultaat. We vertrekken opnieuw en net voor we de levada bereikt hebben, komt hij nog speciaal aangereden om te vertellen dat ik mijn portemonnee kan ophalen in het hoofdkantoor in Funchal. Een hele opluchting!
Het kanaaltje loopt langs een rotswand en links van ons gaat het loodrecht de diepte in. Door wat naar rechts gebogen te lopen, stellen we ons gerust dat, als we zouden vallen, het tenminste in het water zou zijn.
Iets verder is een gammel houten raamwerk over het deels ingestorte betonnen pad geplaatst. Voetje per voetje en met onze neus tegen de rotsen aan, schuifelen we erover. Na een korte tunnel, kijken we pal op een waterval. De levada loopt erachter door.

De Ribieira do Ponto do Sol is bezaaid met grote rotsblokken, een teken van de geweldige kracht van deze rivier als hij zijn volledige breedte aanneemt. Dan wordt het poortje op de levada afgesloten.
We zoeken naar het vervolg van de levada. Tevergeefs, terugkeren is de boodschap. Bij Lombada, volgen we nog even de Levada de Moinho die eindigt bij een klein kapelletje. In een lokale bar lessen we de dorst met een Brisa Maraguja, een hemelse limonade van passievruchten.
We nemen de bus naar Calheta en merken pas daar dat onze overnachtingsplaats in Arco do Calheta ligt en we een 6tal kilometers eerder moesten uitstappen. Pa heeft er helemaal geen zin meer in dus nemen we een taxi.

Quinta do Conde ligt middenin een bananenplantage en dateert uit de 16de eeuw. De sobere slaapkamers zijn ondergebracht in gerestaureerde kleine woningen temidden de bloeiende bananentrossen. Boven de lange stenen couloir hangen wijnranken. Onze gastvrouw biedt ons vers fruit en cake aan.
We doen wat inkopen in de supermarkt in Calheta Beach, zelfs op zondag doorlopend open tot 22u. Daarna gaan we uit eten in restaurant Onda Azul. Geen aanrader…
Op verkenning
Dag 1: 15km, 650m stijgen en dalen
Dag 2: 25km, 800m stijgen en dalen
In Arco do Calheta blijven we opnieuw 2 dagen, om de streek te verkennen en de verdere route te plannen. Boven het kleine gehucht ligt levada Calheta-Ponta do Pargo. Een kleine stenen trap, waarlangs een prachtige roze bloem groeit, leidt naar het gezellige waterkanaaltje. Een pruimenboom levert erg smakelijke vruchten op.

Na een halve dag levadawandelen en ettelijke kilometers in de benen, dalen we weer af. Op het eind van een asfaltweg vinden we een pad richting kust waar we tot het verrassende besluit komen dat we niet verder zijn geraakt dan Calheta Beach, op slechts enkele kilometers van de Quinta.
De volgende dag besluiten we op zoek te gaan naar de weg richting Paul da Serra, een hoogvlakte op ongeveer 1300 meter, die we zouden moeten doorkruisen om de noordkust te bereiken.
Letterlijk vertaald betekent de naam ‘moeras in de bergen’. Het plateau is erg belangrijk voor de waterhuishouding van Madeira. Ooit had men het idee geopperd op er de luchthaven aan te leggen maar door de vaak slechte weersomstandigheden, is dit plan opgeborgen.
Hogerop de heuvel, bij een gehuchtje genaamd Achadinha, proberen we in een bar wat inlichtingen te winnen bij de lokale tooghangers. Een kaart hebben ze nog nooit voor ogen gehad en gebarentaal brengt ons ook niet verder. Daarnaast beseffen we dat de wandelafstand naar São Vicente misschien ondoenbaar is op één dag. We vervolgen langs de levada en zetten deze keer door tot Calheta. Na 15km zijn we het gezelschap van een lokale hond eindelijk kwijt, als hij een steile betonnen trap niet af durft.
Vanuit het dorp rijdt geen enkele bus richting binnenland dus bespreken we een taxi. Terug in Calheta Beach kiezen we voor restaurante Rocha Mar, waar we op het terras genieten van verschillende soorten gegrilde vis.
Madeirese toendra
Afstand: 25km
Hoogtemeters: 0m stijgen, 1477m dalen
De taxichauffeur kijkt ietwat bedenkelijk als hij ons afzet op het plateau van Paul da Serra. We zitten te midden een desolaat graslandschap aan de start van de onverharde weg richting Ribeira da Janela. Het is mistig en een harde en koude wind maakt meteen duidelijk dat we beter een lange broek hadden aangetrokken. Het temperatuurverschil met de zonnige zuidkust is aanzienlijk.

De enige vegetatie die op het hoogplateau groeit en het vaak barre weer kunnen doorstaan zijn varens, piris, heide, laurierbomen en sparren. De weg vertoont heel wat bulten en putten en gaat gestaag op en neer. Na 7km pikken we het pad op naar Seixal, een dorpje aan de noordkust, maar komen uiteindelijk opnieuw op de onverharde weg terecht. Arbeiders zijn er aan het werk. Vanaf hier is de weg geasfalteerd en volgt een eindeloze afdaling naar de kust.
We komen onder de wolken uit en kijken uit op een skyline van steile kliffen. In de verte zien we Seixal op een landtong liggen en wat verder is ook de breuklijn, die het eiland van zuid naar noord in tweeën splitst, duidelijk te zien.

In Ribeira da Janela deelt de uitbater van de lokale bar ons mee dat de laatste bus al vertrokken is. Gelukkig biedt zijn enige klant op dat moment ons een lift aan naar het volgende dorp. Wat later zitten we al schuddend achterop in een open laadruimte en genieten we van de watervallen die zich van de hoge kliffen boven de kustweg naar beneden storten.
Langs de weg wandelen we verder naar São Vicente. Gelukkig is dit geen al te risicovolle onderneming in tegenstelling tot de zuidkust. De tunnels zijn zelfs uitgerust met voetpaden. In hotel Estalagem Calamar krijgen we een kamer aangeboden met zicht op zee. Mijn ma is bijzonder in haar nopjes als ze ziet dat er een bad is. We vullen onze energiereserves weer bij in Restaurante Frente Mar. Het duurt wel een tijdje voor we een koppige vrouw kunnen overtuigen haar sigaret te doven.
Op zoek naar de portefeuille
Ik neem een vroege bus naar Funchal om mijn portefeuille te gaan oppikken. Ondertussen genieten mijn ouders van een uitgebreid ontbijt en een geleid bezoek aan de lavagrotten nabij het dorp.

Na wat heen en weer lopen in de winkelstraten van de hoofdstad, valt mijn blik eindelijk op het kleine en sobere kantoor van de busmaatschappij. Eerst leg ik het hele verhaal uit in het Engels maar de loketbediende kijkt me onbegrijpend aan. Als ik hem het briefje toestop dat onze gastvrouw in Arco do Calheta geschreven heeft, begrijpt hij het meteen. De lade gaat open en de portefeuille wordt in mijn handen gestopt, met alles er nog in. Een meevaller.
Mijn ‘vriendin’ in het bureau voor toerisme stuurt me naar de boulevard op de dijk waar de bussen richting binnenland voorbijkomen. Geduldig sta ik in de blakende zon te wachten. Na enkele uurtjes vraag ik toch even rond maar niemand kan me helpen. Tot plots iemand vertelt dat mijn bus richting Boaventura net gepasseerd is en dat de bushalte zich eigenlijk 300m verder bevindt… Als ik ’s avonds eindelijk aankom bij de pousada, staan mijn ouders buiten angstvallig te wachten. Het leven in het pre-GSM-tijdperk…
Aardverschuiving
Afstand: 18km
Hoogtemeters: 943m stijgen, 138m dalen
Bus van Pousada Vinhaticos tot Bocca de Encumaeda
We nemen de bus naar de Bocca de Encumaeda, die met zijn 1000m de laagste bergpas van het eiland. Door zijn ligging in de breukzone, is het uitzicht overweldigend. Het zicht reikt tot aan de noord- en de zuidkust. Groene bergwanden lopen steil af en witte stipjes stellen dorpen voor. Het is alsof we uit de hemel neerkijken.

Het avontuurlijke bergpad naar de hoogste top van het eiland, de Pico Ruivo, kronkelt langs steile flanken en rotsen. Langzaamaan trekt de mist op zodat we enkel nog uitkijken op een witte muur. We wandelen door dichte laurierbossen, die ooit bijna het hele eiland bedekten. De meeste bossen zijn gekapt, om ruimte te maken voor schapen.
Plots staan we voor de eerste en laatste wegwijzer van de hele reis. Hier splitsen twee paden af, één naar Curral das Freiras, een dorp dat in een spectaculaire vallei tussen loodrechte rotswanden ligt, en een ander naar Boaventura aan de noordkust.
Hier en daar zijn er sporen van aardverschuivingen. Als we plots voor 3 meter schuivend zand staan die de dieperik ingaat, geraakt ma wat in paniek. Door treden te maken, zoals je ook in een oud sneeuwveld doet, geraak ik zonder veel problemen aan de overkant. “Opletten, hé”, roept ma me ondertussen wel 10 keer toe. Door de angst durft ze mijn techniek niet toepassen en glijdt dan ook af en toe weg. Mijn pa wordt bijna mee naar beneden getrokken.
Wat verder komt een groep Belgen rond 25-30 jaar ons tegemoet, met witte sportschoentjes en T-shirts aan, die een ‘avontuurlijke’ vakantie op het eiland hebben geboekt. Eén van hen spreekt ons aan.
“Is het nog ver?”
“Dat hangt er vanaf. Naar waar lopen jullie?”
“Goh, dat weten we niet.”
In dit weer heeft het weinig zin dat we 20 meter hoger klimmen om op de de Pico Ruivo (1861m) te gaan staan. In de nabijgelegen berghut drinken we een dure passievruchtenlimonade.
We kiezen voor de korte versie van 6km naar de Pico Areeiro, de tweede hoogste top. Van bewegwijzering is echter niets te bekennen. Op een bepaald ogenblik horen we achter ons verschillende keren een ijzeren poortje van een tunnel, die we voorbij gelopen waren, toeslaan. De twijfel slaat toe en we keren op onze stappen terug. Zonder het te beseffen komen we zo op de lange versie van 10km terecht.

Een hele serie trappen leidt over rotsige toppen naar de Pico do Arieiro. Net daar krijgt ma haar appelflauwte. Als ik haar vraag of het wel gaat, schiet ze in een West-Vlaamse colère (woede): “Dit is geen congé meer, zo afzien. Volgend jaar gaan we niet meer wandelen.” Het jaar nadien zou ze zélf voorstellen om naar de Franse Vooralpen te gaan. Boven op de top genieten we van een zonsondergang boven een zee van wolken.
Vlakbij vinden we de Pousada do Arieiro. Voor het avondeten zijn we helemaal opgekleed en is aan ons helemaal niet te zien dat we trekkers zijn. Portugese pousada’s zijn de betere (én duurdere) hotels, dat merken we al snel als we onze voeten onder tafel schuiven in het poepchique restaurant.
Masochistische afdaling
Afstand: 18km
Hoogtemeters: 138m stijgen, 1543m dalen
Het weer laat ons deze morgen toe om volop te genieten van het ruwe berglandschap. Een heel deel van de route die we gisteren hebben afgelegd, is nu zichtbaar. Het pad slingert langs loodrechte bergwanden en diepe ravijnen. De zon en de wolken zorgen voor een schouwspel van licht en schaduw. Na enkele uurtjes is de voorstelling voorbij en gaan de mistgordijnen weer helemaal dicht.

Bij de parkeerplaats van Achada do Texeira gaan we op zoek naar een pad dat afdaalt naar Santana. Volgens onze wandelgids staat ons een masochistische afdaling te wachten. Door de dichte mist, is het niet eenvoudig om de start te vinden. Dus vragen we de weg aan een Madeirese die het enige huis hier bewoont. Haar reactie luidt dat hier helemaal geen pad is én dat zij het kan weten want ze woont hier al 20 jaar. De enige twee mogelijkheden zijn de weg volgen of een taxi bellen.

De aanhouder wint. Na een pad op goed geluk te zijn ingeslagen, staan we plots oog in oog met de Homem em Pé, een indrukwekkende basaltrots. We lunchen bij een klein barakje en nemen plaats aan een picknicktafel gemaakt door grillig gevormde takken.
Terug op de grote weg, vertrekt het ‘masochistische’ pad links van een panoramisch uitzichtpunt. Gestaag loopt de brede weg zigzaggend naar beneden. Een kleine kudde schapen vergezelt ons. Het enige waarvoor me moeten uitkijken, zijn gladde modderige plekken. Zelfs met een paar bergschoenen aan, zijn wat elegante balletoefeningen nodig om ons evenwicht te bewaren. Al lijkt ma daar deze keer niet de minste problemen mee te hebben terwijl pa er op los foetert.
Bij het park van Quiemadas komen we in een mini-Bokrijk terecht. De twee traditionele huizen blijken een toeristische trekpleister. Enkel de gevel is te bewonderen, want de bewoners laten binnen geen pottekijkers toe.

We vervolgen langs de geplaveide weg naar Santana. De driehoekige huisjes “Casas de colmo” zijn traditionele woningen waar de boeren uit dit dorp vroeger in leefden. Nu dienen ze als bezienswaardigheid of doodgewoon als tuinhuisje. Het is even zoeken naar de gastvrouw van Casa de Tia Clementina; we zijn zowaar de enige gasten. Het overgrootste deel van de toeristen logeert in Funchal.
In een kleine supermarkt kopen we een bolo de mel, een typisch Madeirees streekproduct. De honingkoek ziet er lekker uit maar is zeer droog én keihard.
Rustdag in Santana
Al snel zijn we het dorp rond, dus gaan we op verkenning in de bredere omgeving. Ook hier vinden we een waterkanaaltje terug dat tussen de gecultiveerde gronden loopt, en we even trachten te volgen maar wat verder is het overstroomd.
’s Middags eten we uit in Restaurante Eestrela do Norte, waarna we de zee willen opzoeken. De kust lijkt maar niet dichterbij te komen. We zijn verrast als we aan de rand van een klif staan en 150 meter onder onze voeten de branding zien. Op het brede keienstrand staan zelfs enkele huizen. De bewoners en bezoekende arbeiders kunnen gebruik maken van een lift. Voor de anderen is er enkel een smalle stenen trap die uitgehouwen is in de rotsen. Het is opletten geblazen want hier en daar stroomt bronwater.

Onderweg komen we voorbij enkele oude terrassen waar de druivenstokken als een boog over het pad zijn gegroeid. Watervallen duiken vanaf de hoge kliffen loodrecht de zee in. We zien de noordelijke kustlijn uitmonden in een lange smalle landtong. Het azuurblauwe water lonkt maar we hebben jammergenoeg te laat dit leuke paadje ontdekt.
Kustpad
Afstand: 15km
Hoogtemeters: 350m stijgen, 350m dalen
Bus van Santana naar Porta da Cruz en taxi van Machico naar Santo da Serra
Als we uit de bus stappen, merken we meteen dat Porta da Cruz heel wat levendiger is dan de andere dorpen aan de noordkust. Op het strand is een feest aan de gang, waar vooral de lokale bevolking blijkt aanwezig te zijn.
Op de hoge rots Penha de Aguia worden geweerschoten gelost, die weergalmen over het hele eiland. Af en toe hadden we ons rot geschrokken van die hevige knallen, als we aan de zuidkust of in het binnenland wandelden.

We laten ons informeren door de lokale bevolking om het kustpad terug te vinden, maar al snel merken we dat we op de verkeerde weg zitten. Dus keren we terug en vinden ruim een half uur later de start van de tocht. In het begin komen verschillende wandelaars ons tegemoet, maar daarna is het erg rustig.
Als we achterom kijken, zien we een groen plateau doorsneden door diepe rivierkloven en heuvelruggen bezaaid met witte huizen. Een mistdoek hangt over de hoge bergtoppen.
Wat later verdwijnt het kustpad in de pijnboombossen. Door een doorkijkje in de weelderige vegetatie, zien we het eiland Porto Santo in de verte liggen.

Als het spectaculairste deel voor de boeg staat, heeft zich een dik grijs wolkendek boven ons gevormd. Het pad ligt op 250m hoogte tegen de bijna loodrechte kliffen aan. Hier en daar is een kleine grondverschuiving maar met wat voorzichtigheid, vormt dit geen probleem.

Na 13km draait het pad richting binnenland en pikt de levada do Caniçal op. Hoe dichter we Machico naderen, hoe meer afval we op onze weg vinden. Soms vliegt een walm van stank in ons gezicht.
Als het kanaaltje richting het dorpje Caniçal de ondergrond induikt, dalen we af naar Machico. We volgen de lokale bevolking en komen ze op een paadje tussen groene velden terecht. Op het eerste beste terrasje aan de rand van de stad vlijen we ons neer. Voor weinig geld genieten we van een lekker stuk taart.
Mijn ouders zien de 8 steile kilometers naar Santo da Serra niet meer zitten, dus nemen we een taxi naar ons hotel. Het dorp is met zijn 1500 inwoners niet erg groot maar daarom niet minder druk. Dit kleine plaatsje op de hoogvlakte aan de oostkust was al in de 19e eeuw een bijzonder geliefde vakantieplaats voor de rijke inwoners van Funchal.
In de 19de eeuw woonde hier een jonge Schotse arts Robert Reid Kelly. Hij stond bekend om zijn wonderbaarlijke effectieve behandelwijzen maar wegens zijn onvermoeibare bekeringsijver naar het protestantisme, kreeg hij de autoriteiten tegen zich en mocht hij als vrouw verkleed het eiland ontvluchten.
Ook Estalagem do Santo is best luxueus te noemen, met een grote tuin en een indoor zwembad. ’s Avonds doen we nog een wandeling door een park, dat vroeger in het bezit was van de beroemde koopmansfamilie Blandy.
Tuin van Eden
Afstand: 14km
Hoogtemeters, 250m stijgen, 250m dalen
Na het ontbijt, gaan we wandelen in de buurt van het golfterrein. Op goed geluk dalen via een steil paadje af door een oerwoud van bamboe. Het raakt steeds meer overwoekerd en bij een vervallen huis, ga ik op verkenning. Plots zak ik met één been weg in een put en kan me nog net vastgrijpen … aan braamtakken. Er zit niets anders op dan terug te keren.
Na een lekkere en uitgebreide lunch in het restaurant van het hotel, nemen we nu de wandelgids ter hand. Wandeling 9 is een pareltje. Achter de Capela dos Cardais, een kapelletje verscholen in de bossen, vinden we de Levada Nova terug. Het begint wat in mineur, als we een varkenskwekerij passeren maar daarna gaat de levada recht de natuur in.
De klimop heeft zich als een boog over het kanaaltje gespannen. Crocosmia, met zijn oranje bloemen, groeit weelderig en water druppelt langs de rotsen naar beneden. Alles schittert in het licht. Een kippenvelmoment!

De route daalt over een met hout versterkte trap af naar een riviertje. Er groeien grote struiken wilde fuchsia. Een stenen brugje ligt over een kabbelend riviertje. Het duurt even voor we dit stukje aards paradijs kunnen verlaten.

We klauteren terug naar boven richting levada dos Tornos. Even nemen we nog een kijkje aan het einde van het kanaaltje waar het water metershoog naar beneden stort. Via een steile klinkertrap klimmen we hogerop. Na enkele minuutjes zitten we weer tussen de velden. Zo belanden we weer bij de kerk van Santo da Serra. Een mooie wandeling om onze reis mee af te sluiten.
Conclusie
Hoewel Madeira bekend staat als wandelparadijs, wordt er weinig moeite gedaan om paden te onderhouden en bewegwijzering aan te brengen. De lokale bevolking en de toeristische centra stonden anno 2001 ook niet erg open voor (zelfstandige) trekkers en weigerden soms informatie over mogelijke wandelroutes te geven. Misschien is een mondje Portugees nuttig.
Een goede voorbereiding en zin voor avontuur zijn nodig. De landschappen zijn zeer divers en de flora is prachtig. Madeira was één van onze eerste tochten en op vlak van voorbereiding had ik nog heel wat te leren. Met mijn ouders lag het reistempo wel wat lager maar we moesten ook voldoende tijd inlassen om onze reisweg ter plaatse nog uit te zoeken.
Een goede kaart was ons grootste gebrek, maar ook een uurrooster van de bus zou handig geweest zijn. Als ik nu op de Kompass-kaart kijk, zie ik veel meer wandelmogelijkheden. Een mogelijke (kampeer)route die meteen in het oog springt is een doorsteek van oost naar west dwars door het woeste en bergachtige binnenland! Wie weet…
Meer beelden in dit fotoalbum.
–
PRAKTISCHE INFO
BEREIKBAARHEID
Vervoer naar het eiland:
Vlucht naar Santa Cruz (16km van Funchal) met overstap in Lissabon.
Vervoer op het eiland:
Busnetwerk op de ringweg en op lokale wegen. Geen uurschema’s aan de halten en aanduiding in welke richting een bus rijdt. Informeren bij de lokale bevolking is ook niet altijd succesvol. Probeer je vooraf goed te informeren bij de toeristische dienst of de busmaatschappijen.
Op deze website vind je alle uurroosters terug:
OVERNACHTING
In (familie)hotels en pousada’s op basis van informatie van de Portugese dienst voor toerisme in onze hoofdstad. Communicatie per email of fax verliep vlot.
Hier is ons lijstje:
- Funchal: Residência Santa Clara (K&O)
- Ribeira Brava: Residêncial Sao Bento (K&O)
- Arco da Calheta: Quinta do Conde (K)
- Sâo Vicente: Estalagem Calamar ( K&O)
- Serra d’Agua: Pousada dos Vinháticos (Half pension)
- Pico Do Arieiro: Pousada do Pico do Arieiro (Half pension)
- Santana: Casa de Tia Clementina (K&O)
- Machico: Estalagem do Santo (Half pension)
Op Madeira is wildkamperen verboden tenzij je de toestemming vraagt aan de eigenaar. Er is een organisatie die je hierbij verder kan helpen: Madeira-camping. In het binnenland zit je echter zo ver van de bewoonde wereld, dat een discrete wildbivak me mogelijk lijkt.
Door het ruwe berglandschap met overwegend steile flanken, is het niet eenvoudig om een vlak stukje voor de tent te vinden.
KAARTEN
Zelf gebruikt:
- Overzichtskaart bij de ANWB-pocketgids Madeira (te weinig detail en accuraatheid, geen duidelijke schaal)
- Sunflower-wandelgids met beschrijving van tochten in lijn (zeer goede wandelgids met veel praktische info, de moeilijkheidsgraad van de tochten is soms wat overdreven)
Aan te raden kaart:
- Goldstadt Madeira (1:50.000) staat bekend als de beste wandelkaart voor het eiland (heruitgave verwacht in voorjaar 2008)
- Kaarten van Kompass Madeira (1:50.000) ook goede kwaliteit mét mogelijkheid om UTM-coördinaten te berekenen
(Freytag & Berndt vergelijkbaar met Kompass)
BEWEGWIJZERING
Hoofdzakelijk geen bewegwijzering (status 2001). Een goede kaart is onontbeerlijk!
INTERESSANTE GIDSEN EN LINKS
Algemene links:
http://www.madeiratourism.org
Andere verslagen:
http://home.scarlet.be/~tsd62459/madeira/framemad.htm (Nederlands)
http://www.bergwandelen.be/madeira.htm(Nederlands)
http://www.4funweb.de/mad/oviewmalle04.htm (Duits)
Verslagen op databank van De Wegwijzer in Brugge (online enkel te downloaden voor leden)
Artikels:
Op Weg 2006-3: “Overvallen dagelijkse kost op Madeira” (te downloaden door leden)
Op Pad 2007-8: ”De bergen van Madeira” (te downloaden door leden én niet-leden): Op Pad) Vooral de praktische informatie bij het artikel is zéér nuttig.
BEVOORRADING
Santa Cruz, Camacha, Funchal, Camara de Lobos, Ribeira Brava, Calheta (op 2km van Arco da Calheta), Sâo Vicente, Santana, Machico